In Europa had praktisch elk land gezorgd voor territoriale eenmaking en binnenlandse centralisatie: de moderne staat was gevormd.
Frankrijk
De koningen van Frankrijk in de Nieuwe Tijd braken de macht van de kroonvazallen en verenigden hun rijk.
Frans I (1515 - 1547) was het hoofd van een modern ingerichte staat en maakte van zijn semi-feodale land een moderne monarchie. Door het concordaat van 1516 verkoos hij zelf zijn bisschoppen en hij versloeg het verzet van de lokale leenmannen in 1523. Vervolgens richtte hij drie centrale raden op: De Grote Raad, De Raad van State en de Rekenkamer die hem bijstonden in het regeren. |
Engeland
Na de Rozenoorlog (1483 - 1492) tussen de Lancasters en de Yorks vergrootte de macht van de Engelse vorsten. Zo trok Hendrik VII (1485 - 1509) alle macht naar zich toe. Hij voerde een behendige economische politiek en regeerde vrij absoluut. Het parlement stond zwak.
Met de Act of Supremacy in 1534 werd de koning het hoofd van de Church of England. |
spanje
De nederlanden
het heilig rooms keizerrijk der duitse natie
Rond 1500 bestond dit keizerrijk uit ongeveer 400 feodale staatjes, er heerste geen wereldmacht meer. In 1438 kozen zij een Habsburger uit Oostenrijk de nieuwe keizer, de Habsburgers slaagden er op hun beurt in de troon erfelijk te maken.
Maximililaan van Oostenrijk (1493 - 1513) trachtte de keizerlijke macht te versterken. |